Van Grease naar Ladybird: coming-of-age films door de jaren heen

De coming-of-age: de film die ons allen begrepen, gehoord en nostalgisch laat voelen. We hebben allemaal wel onze favorieten. We zijn er mee opgegroeid. Ze lieten ons nadenken over wat we juist wel of juist helemaal niet wilden, en wie we wilden zijn. Het heeft ons verschillende manieren van denken en leven laten zien. Heeft ons lessen geprobeerd te leren en ons ook gewoon keihard laten gieren. Maar hoe heeft deze soort film zich over de jaren ontwikkeld? Daar gaan we in dit artikel naar kijken. Misschien scoor je ook nog wat filmtips, maar weet wel dat ik helaas geen filmgeschiedenis heb gestudeerd. Dit is mijn kijk is op de ontwikkeling van de coming-of-age film. 

De coming-of-age heeft zijn oorsprong in de jaren ‘50, wat heeft te maken met de jeugd die gehoord wilde worden en meer ging rebelleren. Hiervoor, tijdens de Tweede Wereldoorlog en het Interbellum, namen de grote spektakels zoals Gone with the Wind (1939), Casablanca (1942) en The Wizard of Oz (1939) de overhand en waren de coming of age-films ondergeschikt. Het waren vaak meer personages met een kleine verhaallijn, dan dat er een hele film werd gewijd aan personages die opgroeiden. In de jaren ‘50 veranderde dit echter en was het gelijk raak met Rebel without a Cause (1955). James Dean werd in één klap een icoon, helaas ook extra versterkt door zijn tragische dood. Hij werd het boegbeeld van vele jongeren in Amerika. Ook aan de overkant van de Atlantische Oceaan werd rond deze tijd een erg goede coming-of-age film gemaakt genaamd The 400 Blows (1959) van Truffaut. Het werd nog niet zo immens populair als in latere decennia, maar begon wel voet aan wal te zetten.

Het begin was daar, maar nog lange tijd zou binnen het genre nog weinig worden gemaakt en zouden deze vaak niet al te grote hits worden. In de jaren ‘70 en dan vooral tegen het einde nam de populariteit toe. In 1973 maakte George Lucas al een klein begin met American Graffiti en in 1978 kwam de eerste echte welbekende klassieker: Grease. Dit werd een ongelooflijke hit en pakte heel slim terug op de nostalgie van James Dean door het in de jaren ‘50 af te laten spelen en een musical te maken à la West Side Story. De populariteit werd groter met andere films als Fast Times at Ridgemont High (1982).

In 1984 maakte de koning van de coming-of-age film John Hughes zijn eerste tienerfilm: Sixteen Candles (1984). Deze werd opgevolgd met misschien wel de belangrijkste en/of beste ooit: The Breakfast Club (1985). Het verhaal over vijf jongeren die moeten nablijven op een zaterdag en er achter komen dat ze veel meer gemeen hebben dan ze dachten. Dit volgt Hughes het jaar daarna op met Ferris Buellers Day Off (1986). Hughes’ films kan je bekijken als luchtig en grappig, met mooie boodschappen waardoor ze vaak ook hartverwarmend zijn. Hij heeft veel invloed gehad op latere filmmakers en op de jeugd uit die tijd. 

Kyle's Criterion Corner: The Breakfast Club (1985) | RVA Mag


Ook in 1986 werd Stand by Me voor het eerst getoond in de bioscopen. Deze film ging over een vriendengroep jongens die op elkaar moeten vertrouwen terwijl zij op zoek gaan naar een lijk. Deze film had een serieuzere ondertoon dan de speelse tonen van Hughes waardoor je eigenlijk twee stromingen ziet ontstaan in de jaren ‘80 en ‘90. Qua thematiek worden beide stromingen iets volwassener. De films worden minder naïef op het gebied van alcohol en seks, maar ook de motieven van de personages worden serieuzer genomen. 

Je hebt de stroming die voortborduurt op Hughes’ zijn stijl met films als Heathers (1988) en Clueless (1995), maar ook Dazed and Confused (1993) waarin de laatste schooldag voor veel drugs, seks en ‘rock & roll’ zorgt. Het stelt rake vragen over dromen en wie je bent of wilt zijn. De films zijn absoluut niet naïef in het laten zien van hoe de jeugd af en toe echt kan zijn. 

De andere stroming zie je de serieuzere thema’s aansnijden zoals in Dead Poets Society (1989), over zelfmoord en druk van school en ouders, maar ook over vriendschap. Ook Boyz n the Hood (1991) laat zien dat niet alle jongeren de ‘american dream lifestyle’ naleven zoals vaak wordt gebracht in vele andere tienerfilms. De film volgt de verhaallijnen van drie jongens in een achtergestelde buurt in Los Angeles en vertelt over welke blokkades ze daar tegenkomen. 

Deze twee stromingen groeien naarmate de jaren vorderen meer en meer uit elkaar tot er ongeveer in het jaar 2000 een echte splitsing plaatsvindt. Je ziet dan twee echt verschillende stromingen: ‘arthouse coming-of-age film’ en ‘mainstream coming-of-age komedies’. Bij de arthouse zie je films als City of God (2002) en Y Tu Mamá También (2001). Buitenlandse regisseurs laten zien hoe jongeren in andere delen van de wereld opgroeien en komen met nieuwe invalshoeken. De ‘mainstream’ komedies komen ook met goede grappige films zoals: American Pie (1999), Mean Girls (2004), Superbad (2006) en Easy A (2010). Hier gaat het vooral over liefde, alcohol, populariteit, onzekerheid en om het misschien een beetje grofweg te categoriseren: tienerdrama. 

Van 2010 tot 2020 nemen de arthouse films steeds meer de plaats over van de mainstream komedies. De jeugd wordt hier meer door aangesproken, omdat de arthouse films grappiger worden. Maar bovendien ook serieuzer en er wordt meer aandacht besteed aan diversiteit.  Boyhood (2015) wordt door een enorm bijzondere take op opgroeien voor veel Oscars genomineerd en in 2017 wint Moonlight de Oscar voor ‘best picture’. Deze film laat zien dat elk verhaal verteld moet worden. Alle verhalen van jongeren mogen en moeten nu verteld worden, het maakt niet uit wie ze zijn, waar ze vandaan komen of hoe hun omgeving er uit ziet. Iedereen moet gehoord worden. Er komen ongelooflijk veel populaire arthouse films met meer diversiteit die ook vaak teruggrijpen naar het verleden. Denk hier aan Call me by your Name (2017), Ladybird (2017), Little Women (2019) en 20th Century Women (2016). Maar natuurlijk ook films die zich meer in het nu afspelen zoals: Booksmart (2019), The Florida Project (2017) en The Edge of Seventeen (2016). 

Waar we nu heen gaan met de coming-of-age film weet ik natuurlijk niet. Wel geloof ik dat we ons op een interessant pad bevinden dat ons veel mooie films kan brengen. Als ik je nog één tip mag geven, dan is dat mijn persoonlijke favoriet: Almost Famous (2000). Deze gaat over een vijftienjarige rockjournalist die meegaat op tour met een band in de jaren ‘70 en daar ongelooflijk veel meemaakt. En dat alles op een geweldige soundtrack. Dus veel ‘nostalgieplezier’!

Gijs Radix